Na zijn drievoudige kampioenschap in het vorige seizoen maakte Ruurd Kunnen in de eerste partij van dit seizoen een misslag door te verliezen. Vervolgens moest hij aan een lange mars langs de mindere goden van onze club die elk een lagere puntenwaardering hebben dan de tegenstanders hoger op de ranglijst. In ronde zeven was Ruurd eindelijk zo ver opgerukt na 3 overwinningen en een remise dat hij met zwart tegen koploper Lieuwe Boskma werd ingedeeld. In de partij die Siciliaans begon had Ruurd al op zet 20 een volledig overwicht van zwart gerealiseerd met pionnenblok midden op het bord en al zware stukken vlak voor de witte Koningsstelling. Wit was nog niet verder dan de derde rij gekomen. In een poging om een loperdiagonaal te onderbreken gaf Lieuwe pardoes een paard weg. Dat was ook het moment om op te geven. Met elk evenveel winstpartijen blijft Lieuwe op basis van puntentotaal echter wel aan kop van de ranglijst.
In de strijd om de derde plaats vond een gevecht plaats tussen Gijs Hager en Raoul Suurmeijer. Gijs wist het Mengarini-gambiet op het bord te zetten met o.a. a3 en b4. Raoul wist daar een en ander van en hapte zo niet naar al te aanlokkelijke pionnen die giftig zouden zijn gebleken. Toch eisten de niet aflatende druk van wit en het smalle pad dat zwart moest bewandelen hun tol. Zwart maakte een niet al te grote misrekening waarna zijn stelling echter toch vrij snel instortte. Aldus rukt Gijs overtuigend op naar de derde plaats.
Wat lager op de ranglijst stond de broederstrijd tussen Kees en Jan Duisterwinkel op de agenda en deze keer bleef die strijd onbeslist. Ale Bakker kwam met zwart tegen Bernard Bos redelijk goed uit de opening maar verloor eerst een pionnetje door een kleine fout en zag daarna een paardvork gevolgd door verlies van een volle toren over het hoofd. Te veel om door te spelen.
Dick Dalmolen (met zwart) wist met iets wat op een pionnenwals leek de stelling van Cees Hageman zo onder druk te zetten dat uw verslaggever al een gedekte vrijpion had berekend. Dat wist Cees nog net te voorkomen maar dat kostte hem wel zijn halve pionstelling. Slechts drie losse pionnen verdeeld over het bord bleven over tegen een blokje van 3 en een blokje van 2 pionnen voor Dick. En dat is voor iemand als Dick natuurlijk makkelijk uit te spelen, wat hij ook deed.
In de bijzaal waar het barrumoer niet doordringt was ondertussen door Frans van Doorn groot voordeel gehaald tegen Theo Wolthekker. Theo had, niet in lijn met zijn meestentijds zeer gehaaide spel, dit keer niet de finesses van een paardvork doorzien wat ook hem een volle toren kostte. Toen een snel opgezette wanhoopsaanval Frans niet aan het wankelen had gebracht kon Theo niet anders dan te capituleren. Zoals altijd bleef Theo monter ook in tijden van tegenspoed en was het Frans die verzuchtte dat hij wel een whisky kon gebruiken maar helaas voor hem was er niet sterkers dan rode wijn voorhanden om van de emoties te bekomen.
In de partij tussen Johan Zwanepol en Frans Huisman verdedigde zwart zich met een Konings-Indische opstelling die voor beiden voldoende bekend terrein is waardoor de stelling in evenwicht bleef en Frans een remiseaanbod deed. Uw verslaggever stond aan het bord toen Johan weigerde. Hij wilde nog even wat proberen, zoals hij later zei, en viel direct met een loper de zwarte dame aan. Daarbij vergat hij echter dat zijn loper daar zelf ongedekt stond waarna Frans, enigszins verlegen met deze onverwachte meevaller de loper van het bord pakte, daarmee Johan in totale verbijstering achterlatend, die reageerde door onmiddellijk op te geven. Een zeer pijnlijke vergissing direct volgend op een afgewezen remiseaanbod, dat zijn, beste lezer, zaken die ons schakers tot diep in de nacht laten woelen en tandenknarsen.
Jan van Spijker begon als altijd met e5 tegen Henk Kouwenberg die met c5 op zijn Siciliaans reageerde. In een kluwen van stukken en pionnen midden op het bord wist Jan steeds zoveel complicaties aan te brengen dat Henk ternauwernood de spanning kon opheffen door wat af te ruilen. Wat hij echter over het hoofd zag was dat een loperpenning resteerde die het zijn paard onmogelijk maakte om na een ruil een stuk terug te pakken. En rond het motief van die loperpenning speelde zich de rest van de partij af waarna uiteindelijk, na nog eens kwaliteitsverlies, een toren achterstand met een tekort van 2 pionnen resteerde.
En waar het de vorige ronde al bijna middernacht was toen de laatste partij werd beëindigd, was het deze ronde vlak na half elf dat alleen Hans Hetharia en Jan Pezij nog in een strijd verwikkeld waren. Dat was tegen die tijd al wel een ongelijke strijd geworden omdat Hans twee verre vrijpionnen had terwijl Jan weliswaar net als Hans nog een toren en een gelijke loper had maar diens Koning zozeer bedreigd werd door de stukken van Hans dat hij zijn stukken hard nodig in de verdediging. Toen Hans vervolgens zijn pionnen liet opmarcheren was het Jan duidelijk dat hem slechts overgave restte.