Geschreven door: Ruurd Kunnen

 Het was een beetje een tamme schaakavond, de 11e ronde. Van de negen partijen eindigden maar liefst vijf in remise. Tom Visser bleef zonder te spelen onbedreigd aan de leiding. De nummers twee en drie, Johan Zwanepol en Jan van Spijker, hielden elkaar in evenwicht en ook Arend van der Burgh, de nummer vier, speelde remise tegen Jan Pezij, die zesde stond. Aan de vreedzame afloop van deze partijen was echter het een en ander vooraf gegaan. Jan van Spijker had tijdens de partij waarschijnlijk op meer gehoopt. Hij had een veelbelovende aanval waarvan het thema in een recente rQ-column aan de orde was geweest. Johan zag dat natuurlijk en vond de enige uitweg. Door het goede tegenspel en door een concentratieverstoring raakte Jan het spoor bijster. Hij mocht uiteindelijk tevreden zijn met remise omdat Johan in tijdnood een pionwinst over het hoofd zag. Ook Arend haalde opgelucht adem toen zijn partij tegen Pezij onbeslist was geëindigd. Jan had een gunstige afruil waarbij hij twee lopers tegen een toren had overgehouden, over het hoofd gezien.
Tom en Johan hebben een aanzienlijke voorsprong opgebouwd op een groep van zeven, waarin de onderlinge verschillen klein zijn. Van deze groep wonnen alleen Henk van Bemmel en Ruurd Kunnen. Henk stond tegen Dick Dalmolen volgens beide spelers slecht tot verloren, totdat Dick “een mooie gemenigheid” over het hoofd zag. Ruurd won van Jeppe Teensma met een klassieke koningsaanval.
Lager op de ranglijst leverde Jan Willem van der Kouwe een goede prestatie door remise te spelen tegen Kees Duisterwinkel. Jannie Russchen speelde goed tegen Jan Duisterwinkel, maar liep steeds achter de feiten aan doordat ze in de beginfase te aarzelend was geweest. De remise van Arnold Meijster en Cees Hageman kwam tot stand na een lange, intens beleefde partij.