Glimmend van genoegen liep Kees Duisterwinkel door de zaal. Hij had “met beresterk spel” gewonnen van Olaus Diebrink.
Het was nog goed te merken dat de meesten er lang uit zijn geweest. Als jonge honden vlogen de spelers elkaar in de haren. Slechts één remise op elf partijen. De nauwkeurigheid bleef hier en daar ver achter bij het enthousiasme, maar over een paar ronden zal iedereen wel weer in vorm zijn.
Met de vorm van Kees Duisterwinkel zat het wel goed, anderen waren nog zoekende. Lieuwe Boskma bereikte tegen Ward Romeijnders een zeer goede, misschien wel gewonnen stelling. Hij voelde dat er een winstvoortzetting moest zijn, maar zag het niet, maakte een fout en verloor. Ruurd Kunnen won van Jan Duisterwinkel in een partij met veel fouten die pas in het verre eindspel werd beslist. Het was toen al bijna kwart voor twaalf, veel te laat. Was het toeval of een teken aan de wand dat dit gebeurde in een partij tussen een uitgesproken voorstander en een uitgesproken tegenstander van een langere bedenktijd?
Op zoek naar hun goede vorm waren ook Arnout Wegerif en Frans van Doorn. Na over en weer de nodige blunders te hebben gemaakt verkozen zij het gerief van een drankje aan de bar boven verder onhandig geploeter achter het schaakbord. Remise dus. Beter verging het Jan Pezij met een mooie overwinning op Jeppe Teensma.
De ranglijst wordt met een kleine voorsprong aangevoerd door Henk van Bemmel. Het is vele jaren geleden dat hij dat heeft meegemaakt. Tegen Johan Zwanepol voerde Henk een mooie aanvalspartij naar winst. De rustperiode heeft hem blijkbaar goed gedaan.