(Jan van Spijker)
Met zijn achten in twee auto's onafhankelijk vanuit het noorden vertrekken en dan tegelijk in Coevorden aankomen. We waren mooi op tijd en goedgemutst in de speelkelder van Het Kasteel 2 en konden omdat iedereen er was snel de klokken indrukken. Deze keer geen fantasieopstelling omdat we ons qua rating niet kansloos achtten tegen deze tegenstander. Dat pakte echter anders uit dan verwacht, want aan het eind van de avond resteerde een ontnuchterende uitslag 5,5 - 2,5 en zo staan we zonder enig wedstrijdpunt stijf onderaan de ranglijst. Met drie remises van Theo op 2, ikzelf op 4, Arend op 7 en een afgetekende overwinning van Ale op 5 waren de punten op.
Ale speelde allemaal goede zetten in een complexe stelling waarin hij een onweerstaanbaar oprukkende vrijpion combineerde met de parallelle dreiging van een paardvork op dame en koning. Een fraaie overwinning die uiteindelijk de enige bleek te zijn.
Arend en ik hadden een vrij tamme remise waarvan niet veel het vermelden waard is. Ons aller Theo moest echter een heuse de-dood-of-de-gladiolen actie inzetten om zich in een partij waarin hij drie pionnen achterstond van de ondergang te redden. En zo waar wist hij met dame en toren richting de vijandelijk koning te komen waarna een volle toren nodig was om de verdedigingstelling open te breken. Zijn tegenstander verkeek zich op een verondersteld ontsnappingsveld waarvan Theo al had gezien dat het onbegaanbaar was. Toen dat ook aan de overkant gezien werd resteerde een situatie waarin zijn dame eeuwig schaak kon geven.
Van de verliezers legde Jan Duisterwinkel op 6 als eerste zijn koning om nadat hij in een middenspel met een kwaliteit achterstand vervolgens alsmaar materiaal moest inleveren. Daarna kreeg Jeppe op 3 een koningsaanval over zich heen die hij niet kon afslaan en waar hij uiteindelijk zijn dame in de verdediging moest geven. In de partij van Olaus op 8 stonden er nog veel stukken op het bord toen zijn tegenstander al een gedekte vrijpionstructuur op de zesde rij tegen de benauwde stelling Olaus had weten te bouwen. Zonder ruimte voor relevant tegenspel van Olaus werden die stukken vervolgens met adequaat spel weggeruild waarna een promotie met die pion onvermijdelijk werd. De man die als laatste, maar dan ook als allerlaatste, zijn partij opgaf was de grieperige Menno op het eerste bord. Zijn sterke tegenstander overzag een snellere winstzet maar wist toch een vrijpion op te stoten in een eindspel met paard en toren en ongelijke lopers waarin hij een cruciale pion meer had. Uiteindelijk moest Menno zijn paard geven voor die pion maar gaf toen blijk van een enorme onverzettelijkheid door toch door te spelen toen verlies van het team al vast stond. Zat er misschien een dolle toren of pat in de stelling ?, wij zagen het niet als toeschouwers. Ook al had zijn tegenstander nog maar een minuut of zeven en Menno er nog ruim twintig, we meenden dat slechts biologische oorlogsvoering door zijn daverende hoestbuien zijn tegenstander tot een remise zou kunnen dwingen. Pas toen zijn tegenstander pat wist te vermijden en mat aanstaande was, gaf onze koene strijder de partij gewonnen.