In de veertiende ronde van de interne competitie werd weer volop strijd geleverd. Slechts één partij eindigde in remise namelijk die van Derk Holman tegen Frits Bosman. De topper tussen Tom Visser en Ruurd Kunnen trok de meeste aandacht. Met de witte stukken wist Tom veel druk uit te oefenen op de zwarte stelling van zijn tegenstander. Ruurd verdedigde zich bekwaam. Dat koste hem aanzienlijk meer tijd dan zijn tegenstander nodig had en hij kon niet voorkomen dat het overwicht van Tom intact bleef. De partij eindigde dramatisch. Ruurd gaf in een moeilijke, maar misschien nog verdedigbare stelling pardoes zijn dame weg. Geen eerste maar een derde plek voor Ruurd. De eerste plaats wordt nog altijd bezet door Ger Battjes die vanwege het vooruitspelen van een externe wedstrijd afwezig was.

Ward Romeijnders bouwde op zijn kenmerkende, rustige wijze met wit een solide stelling op tegen Johan Zwanepol, wachtend op een mogelijke kans. Deze kwam in het eindspel toen hij de mogelijkheden waarschijnlijk iets beter had doorgerekend dan zijn tegenstander. Op onberispelijke wijze schoof Ward zijn partij naar winst en bezet nu de tweede plaats. Lieuwe Boskma had het zwaar tegen een sterk spelende Arend van der Burgh. Pas in het eindspel zag Arend met zwart een goede verdedigende zet over het hoofd en verloor alsnog. Menno Keizer verslikte zich in een eindspel variant tegen Dick Dalmolen en verloor. Theo Wolthekker liet een goede winstmogelijkheid middels een paardoffer aan zijn neus voorbij gaan en moest na een partij vol tactische wendingen de eer laten aan de met wit spelende Henk van Bemmel. Jeppe Teensma profiteerde met wit bekwaam van een slechte openingsbehandeling van Frans van Doorn die zich na 19 zetten in een totaal verloren stelling mat liet zetten.

De meest spectaculaire partij van deze ronde was wel die tussen Arnold Meister en Jan Duisterwinkel. Een partij vol verrassende tactische wendingen en wisselende kansen. Uiteindelijk trok Arnold met wit aan het langste eind na een goed opgezette en uitgespeelde aanval.