Als noodgedwongen huisman breng ik wekelijks al gauw een uur door bij Albert Heijn, dus het zij me vergeven dat mijn kijk op de wereld daardoor een beetje vervormd is geraakt.
De schaakclub Roden wordt in mijn belevingswereld dan ook bevolkt door A-merken, B-tere spelers en huismerkjes. Die laatste zijn traditioneel het talrijkst. Er wordt door welwillende A-merken hard aan gewerkt om die huismerkjes tot B-tere spelers te vormen, maar tegelijk worden de B-tere spelers getraind om hun droom ooit een A-merk te worden waar te maken. De A-merken houden intussen elkaar scherp en de rest eronder en zo kent uiteindelijk iedereen wel ongeveer zijn plaats in de schappen; de huismerken op de onderste schappen, de A-merken op ooghoogte en de B-tere spelers daar tussenin.
Dat is voor iedereen vertrouwd.
Nu wil het gebeuren, dat eens per jaar in september als bij een stevige aardbeving alle merken door elkaar op de grond belanden en ieder weer een passende schappelijke plek moet vinden. Die eerste maandag van het schaakseizoen in september leveren door het lot bepaald soms onwennige tegenstanders achter de schaakborden op. Zo kwam ik tegenover het hoogst denkbare A-merk Ruurd te zitten. En zowaar het werd een langdurige en taaie strijd vlak bij de bar, waar het geroezemoes geleidelijk aanzwol naarmate de klok elf uur naderde. Dit moet ertoe hebben bijgedragen dat Ruurd op zeker moment zijn dame naast de mijne zette en de mijne zei “hap”. Ruurd gaf het op.
Wat nu? Ruurd moest een lange weg omhoog afleggen langs onbekende tegenstanders om weer op ooghoogte te komen, waar hij glorieus in slaagde. Ik moest een nog langere weg omlaag afleggen daarbij gehinderd door hoogtevrees. Ik keek nog duizelig van mijn succes om me heen en zag louter A-merken in de rangorde. Die hielpen mij
dit najaar om de weg naar de lagere schappen voor de huismerkjes te vinden, maar een enkele remisepartij onderweg vertraagde dit proces. Na enkele weken zag ik de eerste B-tere spelers om me heen, maar ook nog wat zoekende A-merken en de computer wist me die feilloos toe te bedelen. Halverwege de herfst kwamen de eerste huismerkjes in zicht en was de computer soms zo genadig mij een B-tere speler toe te schuiven, maar vaak was het ook nog een wat verward A-merk dat de weg omhoog nog niet goed gevonden had.
Op de eerste speeldag in januari kon Arend mij nog net uitroepen tot herfstkampioen van de huismerkjes, maar die eervolle plek in de bovenste van de onderste schappen werd binnen een paar uur diezelfde avond door Kees overgenomen. En zo zakte ik via wat achtergebleven B-tere spelers en een huismerk op dreef tenslotte in het onderste schap, waar ik Wim tegenkwam, die daar allang zijn draai gevonden had.
Nu werd het pas echt gezellig en wat een leuke partij hebben we niet gespeeld met gebruikmaking, en soms ook niet, van alle wijze lessen van Ger en Ruurd.
Het is opmerkelijk hoe inmiddels ieder weer zijn juiste schap heeft teruggevonden; de A-merken op ooghoogte, de huismerkjes in de onderste schappen en de B-tere spelers daar tussenin.
Arnout